| 2003
L’Arche
de Noé
Noye’s Fludde
Benjamin Britten
Opera
Zoltán
Kodály (1882-1967) heeft zijn bewondering voor de Engelse
kore nooit onder stoelen of banken gestoken. Hij ging ervan uit
dat het oeuvre van Bejamin Britten, zonder het belang van de Engelse
koortraditie, niet te verklaren is. In Groot Brittanië zingt
iedereen, of toch bijna iedereen.
Benjamin
Britten begreep dat maar al te best. Zijn “Noyé’s
Fludde” (vertaald l’Arche de Noé’ of
‘De Ark van Noah’ zie Genesis 6 – 9) vertelt
de verbolgenheid van God over de handelingen van de mens en de
noodzaak om de planeet te redden. De componnist vermengt daarom
dramatische passages met burleske scènes. Hij toont de
menselijke ijver en bedrijvigheid. De muziek is zó gecreëerd
dat iedereen, professionele zangers én publiek, kan deelnemen
in de voorstelling.
Zoltán
Kodály heeft ooit ergens geschreven: “Maxima debetur
puero reverentia” (vert. Wij zijn de ziel van het kind ons
allergrootst respect verplicht”). Wij mogen geenzins misbruik
maken van de onschuld van het kind door het op een kinderlijke
wijze te benaderen.
Bij Britten vinden wij hetzelfde respect. Zo krijgen de kinderen
van Noah krijgen grote verantwoordelijkheden. Zij zullen het schip
bouwen en alle dieren verzamelen. Wij kunnen met vertrouwen op
hen rekenen.
Toch
krijgen de zingende kinderen en jonge vertolkers geen kleine opdracht.
Want de partituur is daarom niet eenvoudig. Maar, door hen het
vertrouwen te schenken en degelijk te begeleiden, kunnen wij hen
helpen te groeien in dit muzikale avontuur.
En dit is onze ultieme opdracht en de bevestiging van wat Zoltán
Kodály uiteindelijk bedoelde toen hij zei dat geen enkel
pedagogisch project volledig kan zijn zonder een gedegen aandeel
aan muziek.
(tekst
van Charlotte als introductie in de brochure voor de uitvoering
van ‘l’Arche de Noé’, 2003.
|